Tibor woont sinds 2000 in de buurt
Bij lievelingsplek in de Staatsliedenbuurt denk ik gelijk aan de watertoren, omdat we daar altijd gingen voetballen en omdat dat het logo van ons merk is geworden uiteindelijk. Daar hebben we echt super veel rond gehangen.
De Staatsliedenbuurt heeft een eigen kledingmerk: Staatslieden. Opgericht door Tibor Mercks (24), die hier sinds 2000 opgroeide en nog steeds woont, en Morris Abbing (22).
‘We proberen de diversiteit van de buurt in de kleding te verwerken: een rauw randje met een hippe kant’. Een gesprek met twee jonge ondernemers.
Hoe was het om op te groeien in deze buurt?
Tibor: Ik woon sinds mijn vierde hier. Wij kwamen van een heel klein huis in de Clercqstraat en verhuisden naar het Meandercomplex. Dat was rond 2000. Ik weet nog dat het allemaal net gebouwd was. Aan onze kant allemaal koopwoningen, aan de andere kant huurwoningen. Heel divers allemaal, veel gezinnen en sowieso heel multicultureel.
Morris: Ik ben niet hier opgegroeid maar ik zat wel op de crèche, het Kwetternest, en ben er daarna altijd blijven komen om met vrienden te chillen en zo. Zo ken ik Tibor.
Wat maakt de Staatsliedenbuurt zo speciaal?
Tibor: Poeh, ja, dat is echt persoonlijk, denk ik. Het heeft te maken met dingen die je hebt meegemaakt in de buurt, mensen die je kent, waar ze wonen, waardoor je een soort saamhorigheidsgevoel krijgt. In de Staatsliedenbuurt heb je veel kleine winkeltjes en dat lokale draagt ook bij aan dat buurtgevoel. Als je kijkt naar het Van Limburg Stirumplein en wat voor kleine winkeltjes daar zitten, dat je door de buurt kan lopen en bij al die speciale winkeltjes je dingetjes kunt fiksen.
Het is een buurt voor iedereen, het is gewoon precies een mix van arm en rijk en het is super multicultureel. Dat komt natuurlijk ook omdat het eerst zo’n krakerswijk was. Je ziet dat hier en daar ook nog: dat stuk van de Groen van Prinstererstraat tot aan de Johan Melchior Kemperstraat, dat ziet er bijna nog precies zo uit, met die uitstraling van een krakersbuurt. Juist die mix van opgeknapte plekken en huizen die niet echt top of zo zijn, maakt het voor mij een buurt voor iedereen.
Morris: Ik denk ook dat de knusheid die er hangt, met overal de kleine bankjes en de kleine parkjes, waar je gewoon gemakkelijk effe rustig kan gaan zitten, heel typisch is voor de Staatsliedenbuurt. Dat geeft iets warms. De mogelijkheid om te voetballen was vroeger ook echt belangrijk voor ons. Je hebt hier maar één echte gracht en voor de rest kun je overal gewoon voetballen.
Heb je de buurt ook zien veranderen?
Tibor: Nou ja, over dat voetballen. Ik kan me herinneren dat veel er toen anders uitzag dan nu. Het schoolpleintje waar wij voetbalden en speelden was gewoon een stuk asfalt, twee doelen, een zandbak en een klimrek, that’s it.
Nu is dat een soort van superluxe fucking groot veld met van alles. Er waren vroeger ook altijd bouwputten waar we gingen voetballen en waar je je voetbal dan soms kwijtraakte. Nu is alles heel netjes.
De buurt is in ieder geval rijker geworden. Het is er heel hip en ook meer onderdeel van het centrum. Dat zie je aan de mensen, aan dat er opeens hele hippe koffietentjes komen, vegan-barretjes en dat soort dingen. Vroeger was alles zoals snackbar Hannie. En je had snackbar Seedo, daar wilde je gewoon echt niet komen, het zag er niet uit en nu heeft dat opeens een vet hippe uitstraling gekregen. Vroeger was het allemaal wat, tja, wat meer relaxed en nu is het allemaal wat chiquer geworden.
En wat vind je daar dan van?
Tibor: Nou ja, ik ben zelf misschien ook wel onderdeel van die cultuur omdat ik toch een student ben die het niet echt moeilijk heeft en ik heb wel gewoon geld om uit te geven en een vangnet door mijn ouders. Meer geld knapt de buurt wel enorm op, maar ik heb toch ook het idee dat je er polarisatie door krijgt. Dan zie je bijvoorbeeld twintig allochtone jongens op een plek met elkaar chillen en dan denk ik ‘waarom komen jullie alleen maar daar samen? Hoezo is dat niet wat meer verdeeld?’ Groepsvorming is voor mij een soort visueel beeld van ‘oké, misschien voelen sommige mensen zich buitengesloten nu de buurt zo opknapt en rijker wordt.’ Daar moeten we voor oppassen.
Wat is een memorabel buurtmoment voor jou?
Tibor: Ik denk toen ik begon met gitaarspelen en met vrienden in een bandje zat. Het was voor het eerst dat ik in contact kwam met creativiteit. We hadden gitaarlessen bij Jamstudio’s bij het Westerpark en onze gitaarleraar fikste dan optredens voor ons, dus stonden we in café de Gruyter of deden mee aan Best of the West of op de Sunday Market in het Westerpark. Dan kwamen we met een tas vol kleingeld naar snackbar Hannie om dat in te wisselen. Mensen vonden dat helemaal geweldig. Dat er in de buurt ruimte was voor kunst en creativiteit, dat dat werd gewaardeerd en gestimuleerd. Dat heeft veel voor mij betekend. Ik denk dat dat mij heeft aangezet tot andere dingen, bijvoorbeeld het oprichten van een kledingmerk. Het besef is toen ontstaan dat je zinvolle dingen kan doen met creativiteit en cultuur.
De eerste keer dat we met onze band gingen optreden was trouwens in de Nassaukerk. Toevallig dat deze tentoonstelling daar komt. We speelden op de verjaardag van een meisje uit onze klas. Verder heb ik eigenlijk niet echt connecties met de Nassaukerk, maar dat was wel heel leuk.
Morris: Waar zit er een kerk dan in de Staats?
Tibor: Ja, daar bij de Wittenkade.
Morris: Oh, naast dat café? Naast Nassau?
Tibor: Ja, precies.
En nu hebben jullie een kledingmerk dat Staatslieden heet?
Tibor: Ja, met de watertoren bij café-restaurant Amsterdam als logo. Uiteindelijk is de Staatsliedenbuurt iets dat ons als vrienden verbonden heeft en ik denk dat dat de voornaamste reden was om een kledingmerk op te richten. Wij hadden dat saamhorigheidsgevoel en dat wilden we eigenlijk voor de hele buurt vergroten. Het dragen van onze kleding is een manier om je trots voor de buurt te uiten, om dat op je borst te kunnen dragen.
We proberen de diversiteit van de buurt in de kleding te verwerken. Het heeft een rauw randje en tegelijkertijd zijn hippe kant. Dus alles komt een beetje samen in het kledingmerk.
Morris: Het heet Staatslieden, omdat we natuurlijk uit de Staatsliedenbuurt komen, maar het moet natuurlijk ook op een bepaalde manier universeel zijn. We representen wel de buurt maar andere mensen moeten het ook hard vinden. Daarom noemen we het ook niet Staatsliedenbuurt, maar Staatslieden. Je kan het ook zien als staatsmannen, mannen die vroeger een belangrijke functie hadden. Ook veel mensen van buiten de buurt of van buiten Amsterdam dragen onze kleding. Dat watertorenlogo’tje is eigenlijk ook een abstract iets, als je het weet dan zie je het, maar als je het niet weet niet. Mensen zien er een stekker in of een middelvinger.
Tibor: Ja, of een mannetje, ook weer verbonden met Staatslieden. I don’t know, ik zie het ook altijd een beetje als – ik weet niet hoe ik dit anders kan zeggen – maar als: ‘fuck díe staatslieden, wíj zijn de staatslieden, power to the people.’ Dat is hoe ik het zie, maar het is ook juist leuk dat mensen er zo zelf een invulling aan kunnen geven.
Morris: En als het opeens groot wordt en we krijgen een naam, dan willen we ook andere creatievelingen in de Staatsliedenbuurt helpen. Dat we bijvoorbeeld een samenwerking aangaan met een kunstenaar uit de buurt die een lijpe schets heeft gemaakt en dat we dat dan op een Staatsliedenshirt zetten. Zulke dingen. Een soort creatief platform binnen ons kledingbedrijf, maar dan moeten we natuurlijk eerst zelf nog wat meer klimmen.
Tibor: Het voelt eigenlijk een beetje alsof ik die creatieve boost die ik zelf had vanaf mijn twaalfde, terug wil geven aan de buurt. Dat ik andere mensen kan inspireren of helpen met creatieve dingen. Dat zou ik wel heel vet vinden, dat je echt wat terug kan geven aan de buurt.
Heb je een lievelingsplek in de buurt?
Tibor: Ik denk gelijk aan de watertoren, omdat we daar altijd gingen voetballen en omdat dat het logo van ons merk is geworden uiteindelijk. Café-restaurant Amsterdam is ook nog steeds een plek waar heel veel van onze vrienden werken en waar we vaak borrelen.
Morris: En waar we toen we klein waren gingen eten met onze ouders als je iets speciaals te vieren had.
Tibor: Ja, dan bestelde je je kindermenu en rende je meteen naar buiten.
Tegelijk: Om te gaan voetballen.
Tibor: Ja, daar hebben we echt superveel rond gehangen, daar waren we echt vaak, op dat pleintje.
Hoe zie je de toekomst van de buurt?
Tibor: Dat is een moeilijke vraag. Het enige wat ik zou kunnen bedenken is dat het steeds meer onderdeel van het centrum wordt en uiteindelijk gaat het daar waarschijnlijk mee mergen. Dan zal je steeds meer toeristen zien en expats en yuppen en de rest zal worden weggeduwd naar Slotervaart. Op een bepaalde manier vernietigt die gentrificatie de buurt natuurlijk wel een beetje.
Morris: Wat het ook wel een beetje is met de yuppen: niemand kent elkaar, geen contact tussen buren, en dat is wel wat een buurt maakt en wat je juist hebt in de Staats.
Tibor: Het is moeilijk. Het is goed voor de buurt, maar ook slecht voor de buurt. Je wilt het eigenlijk een beetje in balans houden. Ik vind gentrificatie zo’n raar fenomeen. Het opknappen van gebouwen, het mooier en netter maken, is natuurlijk goed, maar je zou het gemengd moeten kunnen houden en dat lukt dus niet.
Morris: Zolang snackbar Hannie maar niet wordt opgekocht.
Tibor: Ja precies, blijf van Hannie af.
Tekst | Rachel Meijers
Beeld | Peter Valckx