Sipke

Loopt al jaren door de buurt ‘Ik weet dat dit een niet-buurt is. Het is gewoon een niet-buurt. Maar dat past hier.’

‘Ik ben helemaal niet de juiste persoon om iets over de buurt te vertellen. Ik weet er niets van’. Toch kun je Sipke van der Schaar dagelijks op straat tegenkomen: op de Haarlemmerweg, in het Westerpark, rond Sint-Barbara, overal heeft hij zijn plekjes. Al heel lang ook komt hij bijna dagelijks bij inloophuis De Schakel. Het interview vindt gedeeltelijk daar plaats en gedeeltelijk tijdens een wandeling door de buurt.

Sipke, jij loopt hier al heel lang rond. Kun jij mij iets over de buurt vertellen?

Ik ben helemaal niet de juiste persoon om iets over de buurt te vertellen. Ik weet niets van de buurt. Ja dat het een niet-buurt is. Het is gewoon een niet-buurt.

Een niet-buurt?

Dat zie je toch zo. De Staatsliedenbuurt is een niet-buurt omdat het er somber en treurig is. Het straatbeeld en de mensen zijn niet zo vrolijk als bijvoorbeeld in de Spaarndammerbuurt. Dat is een wel-buurt. De mensen daar zijn vrolijk. De straten, de winkelstraten, dat is een wel-buurt. Maar hier op straat nee, de mensen zijn somber. En ja daarom staat hier het inloophuis. Natuurlijk. Hier kan een inloophuis, hier past het, maar in de Spaarndammerbuurt? De Magdalenakerk. Daar gebeurde nog wat maar ook niet echt. En die is nu weg. Ja, tien jaar geleden stond hij daar nog, die is nu weg. Maar hier? Hier is het armoedig en treurig. Ik heb ook wel eens in Zuid gezeten. Daar in de buurt, op straat, in Zuiderburg dat is nog erger. Dan is het rijk en treurig. Dat klopt niet, dat past niet. Nee hier past het. Armoedig en treurig.

Verandert de buurt?

Ik zie geen verandering. Het blijft een niet-buurt. Nou ja natuurlijk meer yuppies en de huizenprijzen zijn omhooggegaan. Het echte omslagpunt was natuurlijk in de krakerstijd. Hier zaten de krakers. Dit was de armste buurt van Amsterdam. Echt, dat zou je niet zeggen nu. Maar dit was de armste buurt van Amsterdam.

Wanneer was dat?

‘De jaren tachtig, in het begin zoiets. Ik woonde aan de Marnixstraat. Toen ben ik hier een keer naartoe gekomen. Naar dat café, hier om de hoek. Hoe heet dat? Ik weet het niet. In ieder geval, dat was een café. Je kwam binnen. Een huishouden van Jan Steen. Ik dronk toen bijna niet. Maar ja, daar liepen figuren. Dat was echt hier, de Staatsliedenbuurt. Daarom natuurlijk ook dat de buurt nog altijd zo is, een niet-buurt. Dat is trouwens niet van mij, maar iemand heeft mij dat ooit eens verteld en toen ben ik erop gaan letten. En ja, je ziet het.

Wat is jouw plek in de buurt?

Mijn plek? Dat is het bruggetje. Het bruggetje in het Westerpark, zo halverwege. Maar dat is het nu niet meer. Ze hebben die brug gerenoveerd met die latten. Dat hout. Nu is die niet meer waterdicht maar met van die kieren. Nu komt de regen er gewoon doorheen. Daar kom ik dus nooit meer. Maar dat was mijn plek, tussen de ratten. Ja een gezellige boel. Niet zoals jouw donzen deken, maar avontuurlijk. Maar dat is een plek waar ik nu nooit meer kom. Zo gaat dat vaak.

Heb je nog meer plekken?

Ik heb zoveel plekken gekend in de buurt. Bijvoorbeeld die plek onder de bogen bij het van Beuningenplein. Kennen jullie dat? Dat is niet mijn plek. Die is van anderen. Daar staan altijd mannen te hangen. Nou, dat gaat er niet altijd zo leuk aan toe. Of die plek bij de kinderopvang. Kennen jullie die? Daar ben ik een keer bekogeld met stenen. Daar achter dat muurtje. Ja, daar kom ik niet meer zo vaak. Wat vinden jullie, kan ik bij een kinderopvang gaan liggen? Daar in het Westerpark. Natuurlijk niet als ze open zijn. Ja, dat kan misschien eigenlijk niet. Ik kom er niet meer. Alle plekken die ik aanwijs zijn plekken uit het verleden. Daar kom ik nu niet meer. Zoals bij Filah, dat was ook zo’n plek. Een beetje klein, maar wel droog. En daar kwamen mensen nog wel eens iets brengen. Eten, of iemand stopte mij een tientje toe. Dat gebeurde daar. Daar lopen mensen langs.

En daar is die plek, onder dat afdak. Daar zit je droog, maar die is dus van iemand anders. Daar kan ik dan niet zomaar gaan liggen. Het is een beetje of ik jullie een dorre bos bloemen laat zien. Je laat toch niet zo’n mooie bos rozen zien, dat ga je niet showen. Nee een verdorde bos, het verleden, ja dat laat je zien. Die plekken dus.

Hier bij het bruggetje, hier lopen

’s avonds ook mensen voorbij. Die zeggen dan gedag. Er loopt van alles voorbij. Over dat paadje. Mensen die een avondwandeling doen. En dan komen ze mij tegen. Maar ik blijf hier dan alleen liggen onder deze brug. Terwijl zij naar huis gaan. Dat doe ik niet meer. Ik ga nu naar de opvang. Dat is niets meer. Dan zit ik hier onder dit bruggetje vast in mijn hoofd. Maar deze plek, dit was wel mijn plek. Hier gewoon op een stuk karton. Niet zoals die Polen doen, met hele matrassen en die dan ook laten liggen. Nee. Hier. Daar had niemand last van toch? Nu kan het niet meer, met dit beton. Ik lig helemaal schuin. Dat werkt niet.

Wat is nu je vaste plek?

Nu zit ik bij de 24-uursopvang. Dat is nu mijn plek. Bij Sint Barbara. Ik slaap niet meer op straat. Eigenlijk wel mooi dat die plek hier in de buurt is. Veel beter dan helemaal in Zuid. Dat werkt voor mij niet. Dit is mijn buurt. Ik ben de enige uit de opvang die uit deze buurt komt. Voor mij is dat goed. Ik ken de buurt, de plekken zoals deze. Ik zie hier wel af en toe iemand die ook van hier is. Maar ik ben eigenlijk de enige die hier uit de buurt komt, die de buurt kent en ook de plekjes weet waar je kunt schuilen.

Tekst | Jette Uittenhout

Beeld | Peter Valckx

Reacties zijn gesloten.