Henk Slooijer

Woont sinds 1969 in de buurt

Er is nergens in deze buurt een plek waar ik me niet veilig voel. Maar mijn eigen woning is mijn ‘Heimat’. Heb me hier altijd thuis gevoeld en heb nooit weg gewild.

‘Mijn eigen woning is mijn Heimat’.

Henk Slooijer woont er dan ook al sinds 1969. Naast zijn werk raakte hij betrokken bij de Nassaukerk en bij Filah, waar hij tot vandaag een grote rol speelt. De buurt is veranderd, maar Henk heeft zich er altijd thuis gevoeld. In het Westerpark, onder de prunussen of op het elzenpad. Zijn laatste rustplek mag ook hier zijn, op Sint Barbara, maar dat is voor veel later. Dit interview vond in zijn Heimat plaats.

Henk, hoe en wanneer ben jij in deze wijk terechtgekomen?

In 1960 ben ik in Amsterdam komen wonen. Ik huurde een kleine kamer bij een hospita in Oud Zuid. Na jaren wilde ik wat groter wonen, en in 1969 werd mij via een kamerverhuurbedrijf deze etage in de Bentinckstraat aangeboden. Tot mijn verbazing kon ik die binnen vierentwintig uur betrekken, samen met mijn toenmalige vriend. Het was een gerenoveerde woning die net was opgeleverd. Mijn huisbaas bezat vier panden, waaronder dus het mijne, en hij renoveerde zestien etages in een paar jaar tijd.

Van de oude bewoners kwam lang niet iedereen terug. De huur ging na de renovatie flink omhoog en niet iedereen kon dat betalen. Maar Kees en ik hadden een baan en wij konden dat wel.

Het kraken van oude leegstaande woningen was toen al een tijd bezig. Om te laten merken dat mijn huis bewoond was hing ik meteen gordijnen op en richtte het huis een beetje in. Binnen een week zaten we er. Mijn vriend is na drie jaar vertrokken, maar ik ben nooit meer weggegaan.

Dat kraken in de wijk ging nog jarenlang door. Vooral studenten en jonge mensen met een kleine beurs probeerden op die manier aan een woning te komen. Vaak met een paar mensen samen. Naar de maatstaven van toen hadden zij dan best de ruimte. De woningnood was hoog, via de normale kanalen was het onmogelijk om aan een huis of zelfs aan een kamer te komen.

Hier stonden erg veel slechte panden die door hun eigenaren niet goed werden onderhouden. Die werden dan opgeknapt en opgedeeld in etages die dan weer verkocht werden.

Had jij contact met de mensen om je heen?

Ik ben vrijwel direct bij de Nassaukerk betrokken geraakt. Mensen uit de Nassaukerk bemoeiden zich met dat kraken en probeerden krakers te steunen. Als een uitzetting zou plaatsvinden werden vanuit de Nassaukerk mensen bij elkaar geroepen om voor de deur van het kraakpand te protesteren om daarmee een uitzetting te voorkomen. Helaas bijna altijd tevergeefs.

Hoe stond jij tegenover de krakers?

Nou, ik had wel een soort van schuld­gevoel dat ik zo’n fijn huis had. Ik geloof wel dat mij dat werd aangepraat. Ik moest eigenlijk laten merken dat een en ander mij niet koud liet. Ik kende zelf persoonlijk maar één stel dat uit huis werd gezet. Dat uitzetten ging altijd maar door.

Er werden in die jaren hele buurten afgebroken. Aan de Oostkant van de tramlijn is bijna alles afgebroken en herbouwd, behalve het prachtige pand van De Gruijter, dat werd beschermd. Ooit is daar een tol geweest op de weg naar Haarlem. In mijn begintijd was het mijn kruidenier. Een prachtig pand met aan één zijde allemaal mozaïektegels. Daar stonden de klanten te wachten. Later werd het een café: Tramlijn Begeerte. De originele naam De Gruijter is nu weer op het pand te zien.

Aan mijn kant van de tramlijn is bijna alles blijven staan. Mijn huis is van 1905 en zoals gebleken van goede kwaliteit en bouw. Later werd er ook bij de regering op aangedrongen om goede oude panden te behouden voor de stad.

Ik ben dit huis altijd blijven huren totdat mijn huisbaas zei dat ik de enige was die nog voor zo’n lage prijs huurde. Hij wilde wel dat ik het van hem kocht. Ik kon het krijgen voor de prijs die hij in het begin na de renovatie van de mensen had gevraagd. Ik betaalde – met een lening natuurlijk – twintigduizend gulden. Ik ben de langst wonende hier.

Heb je de wijk zien veranderen?

Ja, er is veel veranderd, al kan ik niet goed zeggen wat er nu anders is. De Staatsliedenbuurt was meer dan nu een echte arbeiderswijk. Het werd een rode wijk genoemd omdat de communistische partij zo aanwezig was. Later kwamen er steeds vaker mensen met meer financiële middelen.

Maar mijn gevoel over deze wijk is altijd goed gebleven. Ik heb me hier altijd thuis gevoeld en heb nooit weg gewild. Ik heb veel buren zien gaan en komen. Er is bijna nooit overlast geweest. Ik ben ook snel tevreden met wat ik heb aan huis en mensen.

Ik ben er ook niet op uit geweest om mijn kringetje met mensen bewust uit te breiden. Wel kan ik zeggen dat door de grotere doorstroom van nu de betrokkenheid naar elkaar iets minder is. Vroeger woonden er vaak grote gezinnen in een huis, nu zijn er vooral een- en tweepersoonshuishoudens en maar weinig kinderen om mij heen.

Je vertelde dat je actief werd in de Nassau­kerk.

Wat betekende dat voor jou?

Ik voelde me er erg op mijn gemak en was zeer betrokken. Ik zat snel in de kerkenraad die heel open was. We zaten destijds gemiddeld met dertig kerkenraadmensen om de tafel. Ik ben dertien jaar scriba geweest en ook nog diaken.

Eind jaren negentig ging ik met vervroegd pensioen. Ik was vijfenvijftig. De KLM liet graag de oudere mensen gaan. Nadat ik een tijdje zonder werk had rondgelopen kwam ik mensen van de kerk tegen die me vroegen te helpen bij het verhuizen van Adrie de Waal Malefijt. Zij was een begrip in de buurt. ‘Een moeder van kerk en buurt’ werd ze genoemd. Nu moest ze zelf ook naar een wisselwoning vertrekken. De mensen van de Nassaukerk vroegen me daarna of ik geen vrijwilliger wilde worden bij Filah, het sociaal eetproject van de buurt. Dat bestaat nog steeds, al sinds 1985. Ik kwam daar in 2000 en werd meteen in het diepe gegooid. Vanaf dag één werd ik er eens per week gastheer, wat veel verantwoordelijkheid vraagt. Daar heb ik andere mensen leren kennen: dak- en thuislozen, drugsgebruikers, allemaal met hun eigenaardigheden. Vanuit die positie heb ik een bredere en mildere kijk op mensen gekregen. Ik werk er nu zo’n twintig jaar.

Ook in de Schakel heb ik als vrijwilliger bij het ontbijtproject voor dak- en thuislozen gewerkt. Over het algemeen ging dat goed, ook al was het daar vaak onrustig. Kwam de politie weer eens binnen. Ik heb meegemaakt dat twee mensen met messen tegenover elkaar stonden. Hoe weet ik niet meer, maar het is me gelukt de rust terug te laten keren. Dat is een heftige herinnering voor mij. Ik was toen toch echt wel bang.

Heeft deze buurt een eigen identiteit?

Er is nergens in de buurt een plek waar ik me niet veilig voel. Eigenlijk voel ik me bijna overal wel veilig in Amsterdam. In de Haarlemmerstraat ben ik een keertje overvallen door drie Marokkaanse bengels. Ik was op weg naar het station en wilde mijn NS-kaart van ze terug omdat ik die nodig had om naar mijn werk te komen. Dat lukte nog. Maar ik moest dat voorval wel eerst zien te verwerken. Ik moest mezelf dwingen om weer elke keer ’s ochtends vroeg naar de trein te lopen.

Je hebt een indrukwekkende schelpencollectie.

Hoe is die ontstaan?

Als KLM-er was ik in de gelegenheid om veel te reizen. En overal waar ik kwam zocht ik schelpen en die verzamelde ik dan.

Al vanaf 1984 kwam ik elk jaar in Sri Lanka, waar ik een huis en grote tuin kon ‘leasen’. Ik bleef dan altijd drie maanden. Ik heb daar een band met een familie gekregen die ik ook jarenlang financieel heb gesteund. Zij hielpen

mij met het verwerven van een stuk grond. Je kunt dat als niet-ingezetene niet zomaar kopen, maar wel leasen, voor negenennegentig jaar. Ik ben nu 81 en wil wel van het huis af, maar afstand doen van de tuin met honderd verschillende door mij gekweekte palmsoorten gaat me wel aan het hart. Toch ben ik akkoord gegaan met het opgeven van deze plek.

Maar Sri Lanka blijft mijn tweede thuis. Als ik er nu weer naar toe ga zal ik voor het eerst als een soort toerist in een hotel moeten verblijven.

Henk, heb jij hier in de wijk plekken waar je graag komt, waar je aan gehecht bent?

Mijn eigen woning is mijn ‘Heimat’. Ik noem dat zo omdat ik uit Nijverdal kom, niet ver van de Duitse grens. Hier voel ik me prettig en veilig.

Maar er zijn veel andere fijne plekken waar ik graag vertoef. Rondom de kinderboerderij en Het Woeste Westen is er een waterrijk gebied waar ik veel kom. Of op het brede wandelpad dat parallel loopt aan de spoorlijn. Dat is een mooie laan, met van die grote elzen. Vlak bij het Conscious Hotel is er een plek waar ik eind februari weer onder de bloeiende prunusbomen hoop te zitten en te genieten. Daar mag je me wel vereeuwigen. En als laatste begraafplaats Sint Barbara. Dat mag mijn laatste rustplek zijn, Deo Volente.

Tekst | Gerrie Willemsen

Beeld | Peter Valckx

Reacties zijn gesloten.